Beste Beatrice,
Gekken, dat zijn het. Die opmerking hoor ik vaak als het onderwerp van jihadisten ter sprake komt. Met die opmerking wordt meteen elke discussie stopgezet. Zelfs onmogelijk gemaakt. Alsof het zoeken naar verklaringen gelijk zou staan met goedkeuring. Verder praten kan dan niet meer. Het is de wreedheid van hun terroristische daden die mijn gesprekspartners tot die opmerking brengt. Diezelfde wreedheid lijkt om een simplificatie te vragen. Om op die manier de harde realiteit toch enigszins te kunnen snappen. Meer nog, om die harde realiteit op die manier buiten de deuren te houden.
U hoedt zich voor simplificaties. Dat moet ook. U bent hoogleraar. Aan de Universiteit Utrecht doet u historisch onderzoek naar hoe samenlevingen omgaan met veiligheidsvraagstukken. Sinds de aanslagen van 9/11 bent u bezeten van de vraag wat terroristen drijft. Meer bepaald stelt u zich de vraag hoe mensen die tot voor hun terreurdaad vaak een doorgaans geweldloos leven leidden toch plotseling overgaan tot gruweldaden. Een antwoord op die vraag kan u niet bij u zelf vinden. Dat zou u moeten vragen aan die terroristen. Zij kunnen u een antwoord geven. Dat is dan ook wat u doet. U wendt zich tot die terroristen. Voor uw boek gaat u in gesprek met 24 van de in totaal 36 Nederlandse terreurveroordeelden. Daarnaast sprak u ook met 2 extreemrechtse aanslagplegers en 5 Indonesische terreurveroordeelden. Net zozeer bestudeerde u de RAF, de IRA en de vroege anarchisten. Jawel, het zoeken naar een antwoord vraagt een gedegen onderzoek.
Los van de weinig wetenschappelijke opmerking dat het gekken zijn, zijn er in de wetenschappelijke zoektocht naar een verklaring twee stromingen te onderscheiden. De eerste legt de beweegredenen van terroristen vrijwel exclusief bij religie. De tweede zoekt die redenen van jihadisten dan weer buiten de religie en wijst op bredere maatschappelijke factoren als discriminatie, sociaaleconomische achterstelling of zelfs psychologische problemen. Volgens u schieten beide stromingen tekort. Omdat zij te weinig aandacht hebben voor de factoren die de betrokkenen er daadwerkelijk toe brengen te kiezen voor de gewapende strijd.
U stelt dat religie wel degelijk een rol speelt. Uw gesprekspartners vertellen over een persoonlijk, bijna existentieel tekort. Op een bepaald moment ging het over schuld en boete. Zij spraken over hun verlangen om van hun zondes verlost te worden. Op die sluimerende schuldgevoelens spelen IS slim op in. Binnen de islam bestaat de hasanat, een soort islamitisch kredietsysteem waarbij moslims punten scoren voor hun goede daden. Eens voldoende punten verzameld kan men in de hemel toegelaten worden. In de daden van jihadisten ontwart u een verlangen naar verlossing. Hierbij komt u tot een meer religieuze dimensie aan die daden. Toch is dat verlangen naar verlossing geen exclusiviteit van de jihadistrijders. Ook rechts-extremisten zijn uit op radicale verlossing. Zij zijn bevangen door het idee dat onze gemeenschap moet bevrijd worden van het kwaad. Deze rechts-extremisten willen punten verdienen en zichzelf en hun groep verlossen. U komt tot de slotsom dat het verlangen naar radicale verlossing het verbindende element is tussen de terroristen waarmee u in gesprek ging.
Op basis van de gesprekken ontwikkelt u de cyclus van radicale verlossing. Die cyclus bestaat uit vijf stappen. De eerste stap is een gevoeld tekort. Bij een tweede stap moet dat tekort worden geduid en ingebed in een breder verhaal. Een extreme religie of ideologie kan die bieden. In de volgende stap is er de identificatie van de eigen rol. De vierde stap is de actieve verlossingsdaad waarbij eigen tekort en overtuiging gekoppeld worden aan actie. De laatste en vijfde stap is de evaluatie en reflectie op de eigen situatie ná overgave en strijd.
U ontwikkelt niet alleen een cyclus. U kijkt ook naar manieren om die cyclus te doorbreken. U kijkt naar mogelijkheden om in elke fase van de cyclus in te grijpen. Waarbij u ook in de vijfde fase kijkt naar mogelijkheden tot deradicalisering en re-integratie. Hoopgevend is dat u de angst en wanhoop over recidive en re-integratie niet voedt. Integendeel. In uw boek lees ik een zekere hoop. Volgens uw onderzoek zouden op circa 130 terrorismeveroordeelden slechts zes gerecidiveerd zijn. Dat is dus circa 5 procent. Dat zou aansluiten bij recent onderzoek in België.
U schreef een lijvig boek. Uw onderzoek is gedegen. Toch beseft u ook zelf enkele tekortkomingen. In uw onderzoek zijn links-extremisme en milieuactivisme afwezig. Landen als Tunesië en Turkije, waar veel jihadistische uitreizigers vandaan kwamen, vereisen meer onderzoek. In dit onderzoek ontbreken ook de vrouwen. Mij lijkt dat u voldoende inspiratie en stof tot onderzoek hebt voor een volgend boek.
Uw boek is geen poging definitieve uitspraken te doen over jihadisme en terrorisme anno 2021. Daartoe zijn een kleine dertig levensgeschiedenissen en geloofsverhalen van terroristen te beperkend. Het belangrijkste doel van uw boek was te laten zien hoe krachtig en veelkleurig het motief van radicale verlossing zich in de levens van radicale jongeren kon manifesteren, en hoe relevant het is om de relatie tussen geloof en terrorisme beter te begrijpen als we de cyclus van overtuiging en heilig geweld willen verbreken.
Beste Beatrice. Dat het gekken zijn zal ik na het lezen van uw boek niet meer zeggen. Meer nog, als anderen die opmerking zullen maken, zal ik opwerpen dat alles toch een beetje gecompliceerder is. Ik zal hierbij verwijzen naar uw boek en de vele, interessante invalshoeken die ik in uw boek las. U hebt mij verrijkt. Maar dat heeft mij bloed, zweet en tranen gekost. Een vlotte pageturner is uw boek niet. Dat zal ook u erkennen. Maar dat hoeft niet. Soms vraagt een boek een inspanning. Maar inspanningen worden vaak beloond. Zoals nu. Met een beter en ruimer inzicht. Dat is goed. Dat is nodig. Daarvoor wil ik u danken.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties