Uitgelezen: Oogje, het kleine meisje uit de Lange Tafelstraat. Brief aan Marnix Peeters.

Gepubliceerd op 31 maart 2021 om 12:50

Beste Marnix,

 

Oogje en Beertje.  Dat zijn de namen van de vrouwelijke en mannelijke hoofdrollen in uw boek.  U zal misschien opmerken dat ik al te snel conclusies trek maar die namen deden mij vermoeden dat ik met dit boek een vreemde wereld zou binnentrekken.  Een wereld die heel ver van mij afstaat.  Uw boek geeft mij toegang tot een uitzonderlijk rariteitenkabinet.  Een kabinet, waarvoor u lijkt samengewerkt te hebben met David Lynch en Quentin Tarantino.  Ik vermoed zelfs dat Tim Burton enkele inspirerende bouwstenen heeft aangedragen.  Geen enkel personage kunnen wij het keurmerk ‘normaal’ meegeven.  Bij iedereen is er wel een hoek af.  Elk personage heeft een uitzonderlijk levensverhaal bijeen geschreven waarin normaliteit geen enkel bestaansrecht lijkt te hebben.  De uitzonderlijkheid is de regel.

 

Oogje en Beertje werden door hun ouders achtergelaten bij het Huis van Vertier, een rondreizend circus in verval.  Waarvan de acts al lang de houdbaarheidsdatum overschreden hebben.  Wanneer Beertje de circusdirecteur vermoordt, besluiten Beertje en Oogje op de vlucht te slaan.  Dat besluit betekent het begin van een dolkomische roadtrip.  Een trip, die hen eindelijk naar de vrijheid zal moeten voeren.  Vrijheid, die zij nooit gekend hebben.  Niet bij hun ouders.  Niet in het circus.  Maar om van die vrijheid ten volle te kunnen proeven, moet afgerekend worden met de ouders.  Met hen hebben zij nog een rekening te vereffenen.  Pas als dat achter de rug is, kan de vrijheid totaal zijn.

 

In het circus liepen al rare individuen rond.  Fred Trompet.  Leider Weiss.  Georg de Griek.  Igor Uskan.  Op hun weg naar de algehele vrijheid wordt die lijst nog verder aangevuld.  Ruxandra, de hoerenmadame.  Rechter Gustafsson.  Doctor Rheinstein.  Swa Van Kerkhof.  Kenny Reetliker.  Zuster Anna-Alicia.  Dokter Pauwels.  Bij elk van die figuren blijven onze helden hangen.  Voor korte tijd.  Voor langere tijd.  Al die ontmoetingen versterken nog de vreemde sfeer.  De donkere sfeer.  Al die ontmoetingen doen mij inderdaad beseffen dat ik een wel heel vreemde wereld ben binnengetreden.  Wat ik bij het begin van het boek vermoedde, lijkt bij elke ontmoeting bevestigd te worden.  Dit lijkt bijna buitenaards.  Net omdat het zo ver afstaat van het wereldje, waar ik mij doorheen beweeg.  Heel even ga ik denken dat mijn wereldje echt wel saai is.  Maar dan moet ik mijzelf corrigeren.  Nog voor ik meen in therapie te moeten.  Uw wereld is echt wel uitzonderlijk.  Waarin alle mogelijke bizarre personages lijken samengebald te worden.  Neen, moet ik mij toespreken, ik ben niet saai.  Dat lijkt wel mijn mantra te worden tijdens het lezen van uw boek. 

 

Niet enkel schenkt u mij het plezier van de toch wel bijzondere personages.  U verblijdt mij net zozeer met de gedachtenkronkels van Beertje.  Die zijn net als de personages buitengewoon.  U laat hem freewheelen over frietkoten.  Over neuken.  Over verzekeringen.  Over kale hoofden.  Over vervaldata.  Over ouderschap.  Jawel, hij lijkt zelfs een mening te hebben over de noodzaak aan een ouderlijke evaluatie.  Dat laatste is dan weer niet zo buitengewoon.  Toch niet als wij het recente pleidooi van Conner Rousseau lezen en zijn vraag of iedereen zomaar kinderen zou moeten kunnen blijven krijgen.  Heel even ga ik geloven dat Beertje een socialist is.  Of dat de voorzitter van Vooruit uw boek gelezen heeft en dat idee gestolen heeft van Beertje.

 

Uw boek zou kunnen opgevat worden als een komedie.  Maar dat is het niet.  Als het enkel maar dat zou zijn, zouden wij voorbijgaan aan die ene toch wel belangrijke vraag.  Die ene vraag die wij toch wel als het centrale thema van het boek mogen beschouwen.  U stelt in uw boek de zin voor en de noodzaak aan wraak centraal.  U stelt de vraag of het soms niet beter zou kunnen zijn om de daders in vertwijfeling en onzekerheid te dompelen dan door ze effectief en actief te straffen.  Om het antwoord op die vraag te vinden, reikt u ons Oogje en Beertje aan.  Zij schetsen ons een mogelijk antwoord.  Dat antwoord zou kunnen zijn dat wij ons niet zo zeer dienen te focussen op de daders maar dat wij misschien eerder op zoek moeten naar de mensen die wel deugen.  Terwijl de focus op wraak ons het leven verhindert kan de zoektocht naar deugdzame mensen ons hoop geven en ons de goesting in het leven doen herontdekken.  Ik weet niet of dat het enige antwoord is.  Ik weet niet of dat het juiste antwoord is.  Maar als ik zie hoe het Oogje en Beertje vergaat in hun bos, lijkt mij dat antwoord best wel te overwegen.

 

Beste Marnix.  U gaf mij een toegangsticket tot een wel bijzonder vreemde wereld.  Het universum van Marnix Peeters.  Ik zou zeggen dat ik uw boek met veel plezier gelezen heb.  Maar dat heb ik niet gedaan.  Ik heb meer gedaan.  Meer gedaan dan enkel gelezen.  Lezen doe ik wel vaker.  Wat ik minder vaak doe, is datgene wat u mij liet doen.  U liet mij het boek beleven.  Ik las niet wat er gebeurde.  Ik zag wat er gebeurde.  Voor die krachttoer bent u verantwoordelijk.  U en u alleen.  U prikkelde mijn fantasie.  Mijn fantasie die dan op zijn beurt elk woord tot leven wekte.  Waardoor ik elke keer weer in uw universum binnentrad.  Vrijwillig.  Met veel plezier.  Voor die buitengewone en meer dan fantastische ervaring wil ik u danken.  Oogje en Beertje waren mijn eerste kennismaking met u als auteur.  Ik kan enkel zeggen, het smaakt naar meer.  Naar veel meer.  Hopelijk tot heel binnenkort.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.