Beste Erwin,
Ik ben de vijftig voorbij. Terugkijkend op mijn carrière als lezer dien ik vast te stellen dat ik geen enkele van uw boeken gelezen heb. Nochtans, ik heb er enkele in mijn boekenkast staan. Godenslaap. De Spiegelingen. Nog steeds staan ze daar, ongelezen. Dit te moeten lezen, zal u misschien verbazen. Ik kan het begrijpen. Het verbaast mij zelf. U bent een vaak gelauwerd schrijver. Uw verdiensten als schrijver worden door elke criticus erkend. Ondanks al die erkenning blijven de boeken in de kast. Het is niet dat ik het niet geprobeerd heb. Dat heb ik wel degelijk. Vele malen greep ik naar één van beide boeken. Aarzelend. Twijfelend hield ik het boek in mijn handen. Minutenlang. Om het boek dan toch weer weg te bergen. Voor dit vreemde gedrag moest een verklaring bestaan. Ik ging op onderzoek uit. Bij mijzelf. Intussen meen ik een verklaring gevonden te hebben. Angst was wat mij weerhield. Uw boeken zouden te moeilijk zijn. Uw boeken zouden te zwaar zijn. Dat dacht ik. Voor die gedachten bestond geen wetenschappelijk bewijs. Het was een aanvoelen. Een aanvoelen dat ik maar liet woekeren.
Toen uw nieuwste boek, De onbevlekte, uitkwam, meende ik te moeten reageren. Ik moest de confrontatie aangaan. Want al te zeer meende ik achter mijn angst een zekere luiheid te moeten zoeken. Een luiheid die mij weerhield een zekere inspanning te leveren. Want dat is wat lezen soms vraagt. Lezen is niet altijd makkelijk. Ik wou verlost worden van die gemakzucht. Omdat diezelfde gemakzucht mij weghield van één van de grootste Belgische schrijvers. Want zo dacht ik over u. Zelfs al had ik nog geen enkel boek gelezen. De onbevlekte moest de ban breken. Moest mij bevrijden van de angst. Van de gemakzucht. De onbevlekte moest mij eindelijk laten kennismaken met u.
Ik begon aan uw nieuwste. Bijna meteen kon ik mij voor de kop slaan. Nog maar net begonnen kon ik niet begrijpen waarom ik u al die tijd aan de kant had laten staan. Waarom ik uw vele uitnodigingen in de vorm van een boek had afgewezen. Ik kon het niet begrijpen. Ik kon niet begrijpen waarom ik mijzelf al die tijd de toegang had ontzegd tot een onpeilbaar vakmanschap. Want dat is wat ik voelde bij uw nieuwste. Dat is wat ik zag. Elk woord was een getuigenis van uw literaire vakmanschap. Ik proefde elk woord. Of neen, proeven was het niet. Ik savoureerde elk woord. Traag en vol overgave nam ik elk woord in mij op. Als ik ooit zou gevraagd worden leesplezier in enkele woorden te omschrijven, zou ik genoeg hebben aan twee woorden. De onbevlekte, dat zou mijn antwoord zijn. Mijn topantwoord. Meer zou het niet moeten zijn. Omdat het dat was wat ik ervaarde bij uw boek. Afscheid nemen van uw boek was moeilijk. Telkens ik het boek dichtklapte, wou ik meteen terug. Ik verlangde naar die verwennerij. Want dat is wat u deed. U verwende mij. Op een manier die bijna uniek is. Op een manier die ik voordien slechts zelden mocht ervaren.
U bracht mij naar een dorp. Een dorp zoals ik mij nog meen te kunnen herinneren. Een dorp waarin het verleden nog aanwezig is. In geheimen sluimert dat verleden. Die geheimen worden niet verteld. Zij worden enkel bewaard. Hooguit worden die geheimen zijdelings aangeraakt. In roddels. In achterklap. Steeds gefluisterd. Nooit hardop.
Met dat dorp laat u mij kennismaken. Meer nog, in dat dorp laat u mij rondwandelen. U introduceert mij bij grootmoeder Andrea. Naar haar laat u mij luisteren. U laat mij luisteren naar het verhaal van haar broer. Die als SS-soldaat stierf aan het oostfront. Samen met Andrea keer ik terug naar dat verleden. Ik keer terug naar de boerderij. Naar haar ouders. Het leven van toen maakt zij tastbaar. Het boerenleven. De boerenstiel. De liefde voor haar moeder. De alomtegenwoordigheid van een katholieke kerk, die dat dorpje in een houdgreep neemt. Om niet meer te lossen. Of toch niet meteen. U schetst de omstandigheden waarin een broer besluit als SS-soldaat te gaan strijden.
Maar u laat niet enkel de grootmoeder aan het woord. U laat de kleinzoon op bezoek gaan bij zijn grootmoeder. Hij kent het verhaal van zijn grootoom. De grootoom van wie hij de naam draagt. Hij kent het verhaal. In grote lijnen. Vele vragen zijn en blijven onbeantwoord. Vele kwesties blijven in de lucht hangen om nooit opgehelderd te worden. Dat is zo in dat dorp. Een dorp waarin elk woord afgebeten wordt. Waarin praten geen evidentie is. Eerder een moeilijkheid. Wat geweest is, blijft rondhangen. In de hoofden. Als spoken. Maar nooit zal het uitgesproken worden. Levenslang zal het opgesloten blijven om te sterven met degene die zich herinnert.
Lezen is niet altijd makkelijk. Dat schreef ik reeds in deze brief. Uw nieuwste boek bewijst dat. Uw boek vroeg mij mijn manier van lezen aan te passen. Slow reading, dat was hoe ik uw boek diende te lezen. Traagjes diende ik het boek tot mij te nemen. Omdat ik mij bewust wou zijn van elk woord. Elk woord wou ik tot mij laten doordringen. Ik kon niet doorheen uw boek razen. Dat zou enkel getuigen van weinig respect. Ik moest nippen. Ik mocht niet zuipen. Heel voorzichtig nippen, dat heb ik gedaan. Gelukkig maar. Want ondanks die traagheid betrapte ik mij er zelf op dat ik regelmatig enkele bladzijden terugkeerde in het boek. Dat ik regelmatig enkele passages herlas. Soms omdat ik de schoonheid van wat ik las wou herbeleven. Omdat ik die sensatie opnieuw wou ervaren. Soms keerde ik terug of herlas ik omdat ik het verhaal wou begrijpen. Omdat ik het verhaal op een juiste wijze wou lezen. Jawel, lezen is niet altijd makkelijk. Maar met uw boek bewees u dat een lezer zelfs in moeilijke lectuur een onuitputtelijk plezier kan vinden. Ik heb het aan den lijve mogen ondervinden.
De toekomst voorspellen is een moeilijke klus. Toch waag ik mij, Madame Soleil gewijs, aan een kleine voorspelling. Voor de nabije en verdere toekomst. Uw boeken zal ik lezen. Uw reeds geschreven boeken. Uw nog te schrijven boeken. Want na De onbevlekte weet ik het zeker. Ik zal u volgen. Met een meer dan grote nieuwsgierigheid. Met een meer dan grote interesse. Omdat ik nu met zekerheid weet wat ik mag verwachten. Vakmanschap. Meesterschap. Jawel, nu al kijk ik uit naar onze volgende ontmoetingen.
Beste Erwin. Ik wil u danken voor uw nieuwste boek. Het was een ontdekking. Het was een ervaring. Het was een beleving. Maar bovenal was het schoonheid dat u mij schonk. Pure schoonheid. Daarvoor wil ik u danken. Van ganser harte. Dank dus. Dank. Dank. Dank.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties