Uitgelezen: Apeirogon. Brief aan Colum McCann.

Gepubliceerd op 19 augustus 2020 om 13:15

Beste Colum,

 

Mijn vrouw keek vreemd op toen ik in uw boek begon. Zij kent mij al een tijdje. Zij weet welke eisen ik stel aan een boek. Dat het een goed boek moet zijn, dat lijkt evident. Toch weet zij ook de minder evidente. Zo weet zij dat ik een bovengrens stel aan het aantal pagina’s. Vierhonderd pagina’s, dat lijkt de limiet. Mijn vrouw kent ook de redenen voor die limiet. Als ik over die limiet ga, heb ik het gevoel alsof vele andere en mooie boeken ongelezen zullen blijven. Dat weet zij. Met uw boek ging ik ver over die grens. Vijfhonderd pagina’s. De vreemde blik van mijn vrouw was terecht. Een verantwoording was op zijn plaats. Ik had Zanghonden gelezen. Ik had Laat de aarde draaien gelezen. Ik had Trans-Atlantisch gelezen. Nooit stelde u teleur. In die mate zelfs dat ik u tot één van mijn favoriete auteurs ging rekenen. Van favorieten mag al eens iets door de vingers gezien worden. De blik van mijn vrouw werd iets minder vreemd. Toch moest ik nog even doorduwen om die nog ietwat vreemde blik volledig weg te gommen. Ik kende Bassam Aramin en Rami Elhanan, de hoofdpersonages uit uw nieuwste roman. Ik had Within the Eye of the Storm gezien. Daarin getuigen zij over wat hen overkwam. Jawel, de personages uit uw roman zijn echte mensen. Uit de echte wereld. Zij bestaan. Hun getuigenis had mij toen diep aangegrepen. Daarom wou ik nu uw boek lezen. Om die fijne mensen opnieuw te ontmoeten. Daarom wou ik best meer dan vijfhonderd pagina’s lezen als dat noodzakelijk was voor die ene ontmoeting. Dat vertelde ik mijn vrouw. De vreemde blik was weg. Opnieuw zag ik haar wondermooie blik. Een blik vrij van vragen. Ik kon gaan lezen.

 

De dochter van Bassam werd gedood door een rubberkogel, afgevuurd door een Israëlische soldaat. De dochter van Rami kwam om bij een zelfmoordaanslag van twee Palestijnen. De zin om wraak had een logische reactie kunnen zijn. Toch gebeurt dat niet. Beiden buigen hun wraakgevoelens om. In de plaats starten zij een zoektocht naar vrede. Omdat zij begrijpen dat zij niet enkel het verlies van hun dochter delen. Zij delen net zozeer de pijn. Die pijn is gelijk. Dat verdriet is hetzelfde. Zij gaan zich afvragen wat zij kunnen doen om die ondraaglijke pijn voor anderen te kunnen voorkomen. Die vraag houdt hun bezig. Zij trekken Israël rond. Zij trekken de wereld rond. Overal leggen zij getuigenis af. Omdat zij ten volle beseffen dat het pas ophoudt als beide partijen gaan praten. Beiden hebben ontdekt dat taal het machtigste wapen is. Tegen de domheid van geweld.

 

Dat verhaal vertelt u. Het verhaal van de vaders. Het verhaal van de dochters. U vertelt over hun verwachtingen. Over hun wensen. Over hun hoop. Dat verhaal brengt u niet via een rechte weg. Wij starten niet bij het begin en stappen niet recht naar het einde. Zo gaat het niet. U kiest voor vele zijweggetjes. Soms eens een zandpad. Soms eens een nauwelijks te onderscheiden pad. Soms eens een ietwat breder wandelpad. Maar telkens weer komen we terug op onze hoofdstraat. U zwaait uit maar keert steeds weer terug. Nooit verliest u het einddoel uit het zicht. U blijft op koers. Via vele omwegen voert u ons uiteindelijk naar het einde. In duizend en één fragmenten vertelt u het verhaal. Het duurde lang alvorens ik dat grote getal begreep. Pas nu, na het lezen, ontdek ik vele redenen voor dat specifieke getal. Vooreerst sluit het aan bij de titel van uw boek. Bij die vreemde titel. Apeirogon blijkt een vorm te zijn met een telbaar oneindig aantal zijden. Die vele fragmenten verbeelden die vorm. Maar net zozeer verbeelden die fragmenten de versplintering van een bom. Het verhaal wordt uiteengerukt. In vele, kleine, losse fragmenten. Maar misschien staan die vele fragmenten ook symbool voor de vele meningen over het conflict. Want iedereen of toch bijna iedereen heeft een mening over dat conflict. Een mening die in veel of weinig verschilt van alle andere meningen. Ik meen het begrepen te hebben. De structuur van uw roman maakt deel uit van uw verhaal. Soms ziet een lezer pas lange tijd na het lezen het licht.  U schreef uw persoonlijke Duizend-en-een-nacht.

 

De hoofdbeklaagde in uw boek lijkt de bezetting te zijn. Niet de Palestijnen. Niet de Israëli’s. Zo beseft Bassam dat hij niet de joden haatte. Dat hij niet Israël haatte. Hij haatte dat hij bezet was. Dat hij erdoor werd vernederd. Tegelijk beseft Rami dat de Israëli’s niet weten wat de bezetting is. Hij realiseert zich dat die bezetting niet humaan kan zijn. Vanuit dat besef stelt hij vast dat niet de terroristen schuldig zijn. Zij waren slachtoffer. Israël was de schuldige. Israël hield de bezetting in stand. Zowel Bassam als Rami komen tot de slotsom dat het einde van de bezetting de oplossing is. Want die verwoest beide kanten. Het lijkt alsof niemand het ziet. Pas in uw boek wordt duidelijk dat vrede een morele onvermijdelijkheid is. Vrede moet er uiteindelijk komen. Niet ter wille van het andere volk. Wel ter wille van het eigen volk.

 

U maakt de bezetting tastbaar. U maakt het conflict tastbaar. In uw boek wordt duidelijk dat geografie in deze regio alles bepaalt. Het bepaalt het leven. Een grens kan bepalen aan welke kant het goede leven begint. Aan welke kant het slechte leven begint. U doet dat niet door persoonlijk een standpunt in te nemen. U bent in deze onpartijdig. Het verhaal onthult. Het verhaal brengt begrip. Het verhaal openbaart. Wat vele opiniemakers en journalisten niet of nauwelijks lukt, lukt u wel. U verschaft inzicht in de complexiteit van het conflict. Door uw verhaal neer te schrijven. Maar tegelijk legt datzelfde verhaal ook de simpliciteit van het conflict bloot. Die eenvoud komt terug in een zegswijze, die enkele keren wordt herhaald in uw boek. Voorbij gelijk en ongelijk ligt een veld, laten we daar afspreken. Eenvoudiger kan het bijna niet. Gewoon beginnen stappen naar die ene plek. Bassam en Rami hebben het gedaan. Samen met gelijkgestemden. Zou daarin dan toch de oplossing kunnen liggen? Gewoonweg praten? Ongewild schreef u een helder pleidooi. Een pleidooi voor vrede.

 

Beste Colum. Het was een heerlijk gevoel terug te keren bij u. Om weer één van uw boeken te kunnen lezen. Te mogen lezen. Toen ik in uw nieuwste boek begon, herinnerde ik mij bijna meteen dat plezier. Dat plezier in uw boeken te vertoeven. In uw wereld te vertoeven. Dat plezier had ik ook bij uw nieuwste boek. U greep mij bij mijn nekvel. U deed mij de meest erge dingen ervaren. Zonder enige twijfel behoort het verlies van een kind tot één van die ergste dingen. U liet het mij tot twee maal toe ervaren. Maar tegelijk liet u mij proeven van een onpeilbare moed. Van een onuitputtelijke gedrevenheid. U maakte mij deelgenoot van een levenswerk. Ik voelde mij een bevoorrechte getuige. Samen met u ontmoette ik Bassam en Rami. Voor een tweede keer. Opnieuw was die ontmoeting intens. Tot tranen toe. Ik ben blij om samen met u te hebben mogen meereizen. Naar dat conflictgebied. Ik ben blij dat u hoop bracht. Dat u een hoopvolle stem liet horen. Dat u een alternatieve realiteit toonde. In een helder en aangrijpend verhaal. Voor dat alles wil ik u van ganser harte danken. Met het diepste respect zeg ik u: dank, dank, dank.

 

Ik kijk nu al uit naar uw volgende boek.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.