Beste Josephine,
Twee weken terug las ik De mierenkaravaan van Mariken Heitman. Aan dat boek moest ik denken wanneer ik uw boek las. In beide boeken krijgt de natuur de hoofdrol. Beide boeken doen de lezer stilstaan bij de uitzonderlijke en unieke pracht van de natuur. Terwijl in dat ene boek een groentetuin centraal staat, staat in uw boek een verwilderde tuin centraal. Alhoewel, het is meer dan een verwilderde tuin. In de jaren zestig van de vorige eeuw kocht u een boerderij in Ohio met maar liefst vijftien hectare grond. Dat is al geen tuin meer. Dat is een lap grond. Een serieuze lap grond. Het onderhoud van dat ‘tuintje’ zou een hele klus kunnen zijn maar u pakt het verstandig aan. In samenspraak met een boswachter laat u het ‘tuintje’ verwilderen. U legt de regie in handen van de natuur.
Van dat schouwspel doet u verslag. U beschrijft wat u ziet gebeuren. Want u zit op de eerste rij. U ziet hoe de acteurs hun rol opeisen in het spel van de natuur. Elk speelt zijn rol. Elk heeft zijn moment. Elk komt op. Elk gaat af. Elk jaar opnieuw. U kijkt hoe een land gebeeldhouwd en geboetseerd wordt. U ziet de wereld gevormd worden. Het lijkt wel alsof u een literaire vertaling brengt van de Vier seizoenen van Vivaldi. Winter. Lente. Zomer. Herfst.
Wat u doet, is wat wij niet kunnen. Is wat wij niet meer kunnen. Wij nemen niet meer de tijd. De tijd duwt ons voort. In een hels tempo. Het lijkt wel alsof wij niet meer kunnen achterover leunen. Zomaar. Gewoon. Neerzitten zonder de nood te voelen iets te moeten doen. De kleine dingen, die u waarneemt, gaan aan ons voorbij. Het is vaak in die kleine dingen dat een intense schoonheid schuilt. Met uw woorden brengt u die schoonheid naar de oppervlakte. U lijkt een archeoloog te zijn van het moment. U creëert tijdloze plekjes in een wereld die om de tijd draait.
Ik moet zeggen, ik benijd u. Jawel, een zekere jaloezie steekt bij mij de kop op. Soms verlang ik er naar mij terug te trekken. Mij af te zonderen. Weg van alles. Om in die afzondering opnieuw meester van de tijd te worden in plaats van slaaf van de tijd. Soms heb ik de indruk dat het leven al te snel aan mij voorbijglijdt. Daarom wil ik halthouden. Daarom verlang ik soms naar wat u doet. Maar ik weet, het zal niet gebeuren. Ik zal blijven hollen. Ik zal blijven rennen. Tegelijk zal ik die korte momenten, waarop ik heel even kan neerzitten en de tijd kan vergeten, nog intenser koesteren. Omdat ik besef dat ik uit die momenten een enorme energie kan putten. Met uw boek herinnert u mij hieraan. In uw boek lees ik een aansporing om die momenten nog meer op te zoeken. U spoort mij aan de natuur in te trekken. Mij te laten overweldigen door diezelfde natuur. Ik zeg u nu, ik neem het ter harte. Ik ga er mee aan de slag.
U schreef het boek in 1969. Dat is al een hele tijd geleden. Meer dan een halve eeuw. Wij zouden dan kunnen gaan denken dat de houdbaarheidsdatum van uw boek ver overschreden is. Maar dat is het niet. Integendeel. Uw boek is bijzonder actueel. Uw boek is bijzonder inspirerend. Want u schrijft niet enkel over de kracht van de natuur, waarin ik een pleidooi lees voor het behoud van biodiversiteit. Net zo goed schrijft u over de zinloosheid van oorlog. In uw tijd is de Vietnam oorlog aan de gang. Die oorlog woedt voort. Met de dag wordt die oorlog akeliger, wreder en zinlozer. U voelt medeplichtigheid omdat u meebetaalt aan de oorlog. U sympathiseert met de dienstweigeraars. Met degenen die geen oorlogsbelasting betalen. Ik lees dat alles terwijl rondom mij oorlogen woeden. In Oekraïne. In Gaza.
In uw boek lees ik net zozeer een oproep voor meer groen. Voor minder beton. Dat schreef u al in de jaren zestig van de vorige eeuw. U was een voorloper. U was uw tijd ver vooruit. Want die oproep hoor ik weerklinken in de huidige 3-30-300 regel. Een richtlijn voor stadsvergroening. Zestig jaar later is het nog altijd een strijdpunt. Geen verworvenheid. Ik lees uw woorden en denk aan de trein van de politieke traagheid. U kijkt vooruit. Naar de toekomst. Een toekomst waarin ik nu leef. Wat u schrijft, ervaar ik vandaag. U schrijft dat alles onomkeerbaar en verregaand zal veranderen. Dat niets ooit meer zo mooi wordt als het was. U wil de wereld redden. U wil steden en rivieren opruimen. Jawel, u wil het Pentagon omverwerpen. Ik lees uw woorden. Bijna moet ik huilen. Kom terug, zou ik u willen zeggen. Kom terug, zou ik u willen toeschreeuwen. Ik heb u nodig. De wereld heeft u nodig.
Beste Josephine. In uw boek kijkt u naar de schoonheid van de natuur terwijl u de wreedheid van de mens ervaart. U spoort mij aan die schoonheid te waarderen. Die wreedheid te contesteren. U vraagt mij niet weg te kijken. U vraagt mij de schoonheid in de ogen te kijken en te omarmen. U vraagt mij de wreedheid te benoemen en aan te klagen. U schrijft dat alles in een verrukkelijk boek, dat mij doet verlangen en dat mij tegelijk alert maakt. Daarvoor wil ik u danken. Van ganser harte. Dank dus. Dank. Dank. Dank.
Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen
Reacties