Beste Griet,
Beste Nils,
De mens begrijpen. Het lijkt een immense, haast onmogelijke opgave. Toch is het net dat wat u hebt trachten te doen. U werkte net iets langer dan vijftig jaar binnen de psychiatrische hulpverlening. U bent in die vijftig jaar wijzer geworden. Door eigen ervaringen. Door terug te gaan in de tijd. In die lange tijd verzamelde inzichten. Het werd hoogtijd om die inzichten te bundelen. In een boek. Dat boek heb ik zonet gelezen.
Voor een goed begrip moeten we goed beseffen waar we vandaan komen. Alleen zo kunnen we richting geven aan de toekomst. In uw boek vat u die gedachte samen in een schitterende quote: het verleden is niets minder dan de achteruitkijkspiegel van de toekomst. Die gedachte lijkt het uitgangspunt te zijn van uw boek.
We maken dus een reis doorheen de tijd. Het wordt een behoorlijk lange reis want u flitst ons terug naar 6500 v. Chr. We gaan langs bij de Grieken. Bij de Romeinen. We wandelen doorheen de middeleeuwen. Doorheen de renaissance. Doorheen de Wetenschappelijke Revolutie. Doorheen de Verlichting. Door heen de Industriële Revolutie. Doorheen de Digitale Revolutie. We gaan om het kort samen te vatten van schedelboringen naar Deep Brain Stimulation. In die terugblik kijkt u niet met dedain naar die praktijken uit een ver en dicht verleden. U ontleedt en toont begrip. U nuanceert.
Ondanks uw zin voor nuance, bent u ook wel kritisch. Terwijl uw kritiek op de parktijken uit het verleden eerder mild is, gaat die kritiek dieper als u kijkt naar het heden en de toekomst. Jawel, u ziet gunstige evoluties. Het taboe dat heel lang rustte op psychische problemen verdwijnt. U ziet gunstige wetenschappelijke evoluties zoals het neuropsychologisch onderzoek. Maar die gunstige evoluties mogen ons niet blind maken voor enkele grote uitdagingen en/of problemen. U benoemt de wachtlijsten. Het overmatig voorschrijfgedrag. De overdiagnosticering. De besparingen op de zorgsector. Het propageren van een levenswijze die mentale problematieken in de hand werkt en daaraan gekoppeld het in stand houden van een samenlevingsstructuur die mensen en masse in de armen van therapeuten drijft.
In uw reis doorheen de tijd schrijft u over de manier van behandelen. Over de relatie tussen arts en patiënt. Over de visies op geestesziekte. Over de evolutie van de woordenschat. Al die evoluties worden gekenmerkt door een voortschrijdend inzicht. Dat voortschrijdend inzicht maant u aan tot nuance. Daarom veroordeelt u niet. Misschien moet ik hierbij de uitspraak van Michel Foucault, dat u gebruikt bij het begin van uw boek, citeren: ‘Wat we in de loop van de geschiedenis van de psychiatrie normaal en niet normaal beschouwen, zegt iets over de tijdgeest, meer dan over inzicht in krankzinnigheid’. Dat is ook wat u doet, u kijkt naar de heersende tijdgeest. Dat stemt u milder en houdt u weg van (ver)oordelen.
Uw engagement als LEIFarts in Vonkel doet u ook even halthouden bij euthanasie bij ondraaglijk psychisch lijden. U staat stil bij ons streven om steeds langer te leven. U stelt vast hoe de grenzen van de geneeskunde steeds verder worden uitgerekt. Hierbij geeft u aan dat we soms moeten durven te erkennen dat niets meer helpt. Niet het praten. Niet de pillen. Niet de therapieën. Niet de familiale omgeving. Soms moeten artsen onder ogen zien dat de kans op beterschap miniem is. Om die discussie helder te stellen, brengt u een aantal persoonlijke verhalen van patiënten die u bij Vonkel begeleidde.
U bood mij niet enkel een reis aan doorheen de tijd. U bracht mijn kennis over psychiatrische hulpverlening, die bijna onbestaande was, naar een hoger peil. Tegelijk reikte u mij een aantal inzichten aan. In uw boek stelt u zich de vraag waarom zoveel mensen worstelen met hun mentale gezondheid. Voor een verklaring kijkt u naar de samenleving. Vandaaruit vraagt u zich af wie ziek is en wat ziekte is. Hierbij komt u uit bij onze neiging tot diagnosticeren/psychiatriseren. Bij onze neiging tot labelen. U geeft hierbij als opmerking mee dat we een onderscheid moeten maken tussen klinisch leed en het leed dat deel uitmaakt van ieders mensenleven. Een ander inzicht komt tot mij wanneer u schrijft dat de mens een zekere gradatie van rust en harmonie moet kunnen ervaren om gelukkig te zijn. Daarnaast heeft de mens warmte, liefde en elkaar nodig. U stelt dat eenzaamheid destructief kan zijn. Die inzichten spelen nu nog steeds door mijn hoofd. Het maant mij aan tot mildheid. Tot openheid.
Beste Griet. Beste Nils. Ik begon met een lichte aarzeling aan uw boek. Ik verwachtte een ver-van-mijn-bedshow. Ik ben immers geen professional. Ik ben slechts een leek. Mijn bange verwachtingen werden geen bewaarheid. Daaraan hebt u alle verdienste. Uw stijl was vlot en toegankelijk. Uw opbouw van het boek was overzichtelijk. Nooit was ik de draad kwijt. U bracht mij in contact met een geschiedenis, die mij voorheen onbekend was. Mijn ontdekkingsreis doorheen de geschiedenis van de geest was een heerlijke openbaring. U bracht mij in herinnering dat net de dingen die ons onbekend zijn, ons moeten uitnodigingen tot openstellen. Om zo tot een beter begrip te komen. Voor dat alles wil ik u van ganser harte danken. Dank dus. Dank. Dank. Dank.
Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen
Reacties