Uitgelezen: De nacht is voorbij. Brief aan Evelien De Vlieger.

Gepubliceerd op 8 mei 2025 om 13:16

Beste Evelien,

 

Ik weet niet goed hoe te beginnen.  Ik weet niet goed waar te beginnen.  Ik denk aan de wijze raad van mijn moeder toen ik als kleine jongen met een probleem bij haar kwam aankloppen.  Begin maar bij het begin, dat is het gemakkelijkst, zei mijn moeder.  Aangemoedigd door die woorden en in het volle besef dat elk verhaal een begin heeft, begon ik te vertellen.  Dat is wat ik nu ook moet doen, beginnen bij het begin.

 

Ik las uw recentste boek, De nacht is voorbij.  Samen met uw vader en moeder vertrekt u op reis.  Drie dagen in een vakantiehuisje.  In de Franse Ardennen.  Reizen zijn nooit noodzakelijk maar deze ene reis lijkt hierop een uitzondering te zijn.  Noodzaak is aan de orde.  Bij uw vader werd dementie vastgesteld.  Uw moeder als mantelzorger heeft nood aan rust.  U zelf zal gedurende die drie dagen de gids zijn.  U zal uw vader (bege)leiden.  U zal uw moeder ontlasten.

 

Na de reis overlijdt uw vader.  De reis was een afscheid.  Net als het boek.  Twee jaar later schrijft u dit boek.  Een boek over die reis.  Een boek over uw herinneringen.  Een boek over uw vader.  In uw vader zat een andere man en daarin nog een andere.  Om die vader toch te vatten, vertelt u zijn verhaal.  Als een houvast.  Terwijl u eigenlijk nood hebt aan een huilbui, gaat u schrijven.  Terwijl u eigenlijk verlangt eens stevig te kunnen huilen, gaat u dit boek schrijven.

 

Eén ding kan ik alvast zeggen.  Ik ben blij dat u dit boek schreef.  Toen ik uw boek begon te lezen, hadden we het vermoeden dat mijn vader dementerend was.  Terwijl ik uw boek las, werd mijn vader opgenomen in het ziekenhuis.  Op onze vraag werd hij getest op dementie.  Toen werd vastgesteld dat de dementie al veel verder gevorderd was dan wij vermoedden.  Plots werd uw vader ook een beetje mijn vader.  Wat u ervaarde, ervaarde ik ook.  Wat u voelde, voelde ik ook.

 

Net als u vraag ik mij af of het eenzaam was voor onze vaders om het te weten en het niet te kunnen of te willen delen.  Nooit werd er bij ons over gesproken.  We gingen het uit de weg.  Alsof het niet bestond.  U schrijft dat uw vader ronddoolt in een verschrikking die te erg is voor woorden.  Ik worstel nu met de gedachte dat ik hem in die verschrikking heb achtergelaten.  Alleen.  Ik worstel met de gedachte dat ik hem niet gezegd heb dat ik er voor hem was.  Dat hij er niet alleen voor stond.  Nu kan het niet meer, denk ik. 

 

Mensen die dement worden, verliezen hun persoonlijkheid maar krijgen er een andere voor in de plaats.  Het was akelig voor u om uw vader in die gedaanteverwisseling te zien.  Ik lijk te weigeren afstand te nemen van mijn vader zoals ik hem heb gekend.  Ik lijk te weigeren mijn vader zoals hij nu is te aanvaarden.  De dingen die mijn vader tot mijn vader maken, vallen weg.  Ik zit in een tweestrijd.  Ik hang nog te veel vast aan herinneringen.  Herinneringen die ik niet wil loslaten.  De vroegere gesprekken lukken niet meer.  Discussiëren over politiek en de toestand van de wereld, altijd een heerlijk gespreksonderwerp binnen ons gezin, gebeurt niet meer.  Lange tijd heeft mijn vader die gesprekken gedomineerd tot hij langzaam stilviel en ons laat praten.  Voortaan gaat het over alledaagse dingen.  Ik zoek naar woorden.  Om toch maar een gesprek te voeren.  Het gaat moeilijk.

 

In uw boek lees ik dat u zich nog altijd geen voldragen volwassene voelt.  Dat heb ik ook.  Ik ben nog altijd de zoon van.  Ik ben nog altijd dat jongetje.  Daarom weiger ik te geloven dat mijn ouders ooit zullen doodgaan.  Nu wankelt dat geloof.  Nu wankel ik.  Ooit zal ik wees zijn.  Dat besef ik nu.  Ik voer nu gesprekken die ik vroeger in zorgeloze tijden nooit zou gevoerd hebben.  Met mijn moeder praat ik over de dood.  Over het leven.  Over geluk.  Het voelt alsof zij mij wilt geruststellen.  Zoals mijn moeder altijd al gedaan heeft.  Net die gesprekken lijken mij duidelijk te maken dat het voldragen volwassendom voor de deur staat.  Dat maakt mij rusteloos.  Dat maakt mij onzeker.  Over de toekomst.  Over mijzelf.

 

In dit boek schrijft u niet enkel over uw vader.  U schrijft ook over andere dingen.  Over de ziekte.  Over de jeugd.  Over uw moeder.  Over de liefde.  Over het huwelijk van uw ouders.  Over de dood.  Alles loopt een beetje door elkaar.  Alle verhalen springen over elkaar heen.  Net zoals het in het hoofd van uw vader moet zijn, denk ik dan.  Alsof uw vader vraagt om die structuur in uw boek aan te brengen.

 

Beste Evelien.  Misschien is deze brief niet wat u verwacht had.  Misschien had u wel een heel andere brief verwacht.  Ik heb getracht de kern van uw boek samen te vatten.  Heel bondig.  Tegelijk heb ik gepoogd mijn ervaringen te linken aan de uwe.  Deze zijn vaak gelijklopen en daardoor gemakkelijk herkenbaar.  Uit uw boek put ik een enorme troost.  Omdat ik lees dat mijn gedachten helemaal geen gekke gedachten zijn.  Omdat ik lees dat andere mensen diezelfde gedachten hebben.  Tegelijk is uw boek een hard boek.  Omdat u mij doet kijken naar wat de toekomst zal zijn.  Dat toekomstbeeld komt hard binnen.  Jawel, dat toekomstbeeld doet mij een beetje huiveren.  Wat ik eigenlijk wil zeggen, uw boek kwam op het juiste moment.  Uw boek bracht mij tot inzichten.  Over mijn vader.  Over mijn moeder.  Uw boek dwong mij tot nadenken.  Over mijn vader.  Over mijn moeder.  Daarvoor wil ik u danken.  Van ganser harte.  Dank dus.  Dank.  Dank.  Dank.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb