Het derde oog, gezien in CC Nova. Brief aan Robrecht Vanden Thoren.

Gepubliceerd op 2 oktober 2023 om 13:38

Beste Robrecht,

 

Ik had De hoogste berg gezien.  Ik had Achteraf niet komen huilen gezien.  Nu had ik kaarten voor Het derde oog.  Ik was zenuwachtig.  Dat kan vreemd klinken.  Ik hoef helemaal niet zenuwachtig te zijn.  Ik hoef enkel te kijken.  Meer hoef ik niet te doen.  Zitten.  Kijken.  Op de juiste momenten lachen.  Waarom dan toch zenuwachtig? Omdat ik wil dat het een geslaagde avond wordt.  Omdat ik wil dat het een goede voorstelling wordt.  Voor u.  Voor mij.  U leest het goed, ik had verwachtingen.  Ik had hoge verwachtingen.  De twijfel over het al dan niet inlossen van die verwachtingen maakte mij zenuwachtig.

 

U stapte het podium op.  Meteen was alle zenuwachtigheid weg.  Een aangename rust viel over mij.  Alsof ik wist dat het ook deze keer goed zou komen.  Net zoals de vorige keren.  U ging van start.  Ik maakte het mij comfortabel in mijn zitje.  Ik leunde achterover.  Ik spitste de oren.  Wij gingen van start.  Samen.  U op het podium.  Ik voor het podium.  U sprak de eerste woorden.  Ik voelde de klik.  Het komt goed, dat zei ik tegen mijzelf.  In mijn hoofd.

 

U vertelde over vriendschap.  Over uw jeugdvrienden.  Die u uit het oog verloren was.  Dat gebeurde gewoon.  Zonder enige aanleiding.  Na het secundair hadden jullie elkaar nooit meer gezien.  Hadden jullie elkaar nooit meer gehoord.  U dacht niet meer aan hen.  Tot op dat ene moment.  Het moment waarop u verneemt dat uw ene vriend zelfmoord heeft gepleegd.  Dan komt alles terug.  Herinneringen.  Vragen.  Verwijten.

 

Want, jawel, van die ene vriend ontving u wel eens een vakantiekaartje.  Een kaartje waarop u nooit antwoordde.  Het laatste kaartje, waarop hij vroeg om nog eens af te spreken, legde u aan de kant.  Onbeantwoord.  Dat knaagt aan u.  Dat vreet aan u.  U worstelt met een schuldgevoel.  Om ons duidelijk te maken wat die vriendschap werkelijk voor u betekende, vertelt u het verhaal.  Het verhaal van een onbreekbare band tussen drie vrienden.  Dat verhaal is het centrale thema.

 

Ik herken mij in dat stuk.  Het thema grijpt mij aan.  Omdat ik ook jeugdvrienden had.  Jeugdvrienden die ik achtergelaten heb.  Niet bewust.  Ik ging gewoon mijn weg.  Een weg die mij wegduwde van mijn jeugdvrienden.  Ik verhuisde.  De afstand werd groter.  De behoefte om hen nog te zien werd kleiner.  Naarmate ik ouder word, heb ik het moeilijker met deze ‘nuchtere’ vaststelling.  Vriendschap is een belangrijk gegeven voor mij.  Het feit dat ik gemakkelijk vrienden achterlaat, maakt mij onzeker.  Die onzekerheid doet mij twijfelen over mijn kwaliteiten als vriend.  Vaak stel ik mij de vraag of ik wel een echte vriend kan zijn.  Of ik voldoende inspanningen doe om een echte vriend te zijn.  Terwijl ik u op het podium zie worstelen met diezelfde dingen, flitsen die vragen in mijn hoofd op.  U confronteert mij.  U houdt mij een spiegel voor.

 

Het lijkt allemaal nogal zwaar op de hand.  Maar u bent een acteur.  U kent de kracht van een lach en een traan.  U weet dat een traan moet afgewisseld worden met een lach.  Voor het noodzakelijke evenwicht.  Naar dat evenwicht streeft u.  In een netjes uitgebouwd verhaal.

 

In dat verhaal reizen van het heden naar het verleden.  Van het verleden naar het heden.  U neemt ons mee naar een familiefeest.  Naar de sauna.  Naar Sardinië.  Naar de schoolbanken.  Naar de tuin van die ene leraar.  Naar het kamertje van die ene vriend.  U springt van het ene moment naar het andere.  Zonder ook maar de draad kwijt te raken.  U behoudt het overzicht.  U bent heer en meester van het gebeuren.  Ik volg.  Vlotjes.  Net als u schakel ik gemakkelijk van het ene moment naar het andere.  Zonder de weg kwijt te raken.

 

Wat u vertelt, vertelt u in een niet te stoppen woordenvloed.  In die woordenvloed verweeft u hilarische momenten.  Hilarische momenten waarbij lachen de enige juiste reactie is.  Wij lachen, jawel.  Uitbundig.  Luidop.  Maar net zozeer maakt u ons stil.  Bezorgt u ons die spreekwoordelijke krop in de keel.  Ik denk aan het moment waarop u op het podium rondfietst.  Aan het moment waarop u een sprong neemt in het zwembad.  Die momenten zijn zo puur.  Zijn zo echt.  Die momenten verwoorden het gemis.  Verwoorden de spijt.  Die momenten verbeelden een vriendschap die zelfs in de afwezigheid blijft bestaan.

 

Voor deze voorstelling was ik vanuit Gent naar Wetteren gekomen.  Naar mijn roots.  De plek waar ik vrienden heb achtergelaten.  Jeugdvrienden.  Terwijl u vertelde, dacht ik aan hen.  Aan onze dwaze fratsen.  Aan onze dolle avonturen.  Herinneringen kwamen naar boven.  Ik werd overvallen door een grote dankbaarheid.  Een dankbaarheid voor mijn jeugdvrienden.  Omdat ik besefte dat zij mij gemaakt hebben tot wie ik nu ben.  Die dankbaarheid heb ik nooit uitgesproken.  Maar nu voelde ik die.  Ik wilde mij rechtop stellen.  Ik wilde naar hen toe.  Om hen te danken.  Maar ik bleef zitten.  Ik bleef kijken naar een wonderlijke voorstelling.  Naar een machtige voorstelling.  Een voorstelling die mij deed lachen.  Een voorstelling die mij bijna deed huilen.

 

Beste Robrecht.  Bij het begin van de voorstelling had ik twijfels.  Aan het eind van de voorstelling voelde ik een enorme blijheid.  U had mij alweer een fantastische avond bezorgd.  U bent een meesterverteller die doorheen grappen en grollen de juiste vragen stelt.  Op die juiste vragen heb ik nog niet alle juiste antwoorden gevonden.  Dat zoekproces is nog gaande.  U herinnerde mij aan mijn twijfels.  U drukte mij op het hart mijn vrienden dicht tegen mij aan te drukken en te koesteren.  Daarvan was ik mij allemaal wel bewust.  Maar uw voorstelling was een heerlijke reminder.  Voor die inzichten wil ik u danken.  Van ganser harte.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.