Once upon a time in de Westhoek, gezien in De Expeditie. Brief aan Sebastien Dewaele, Wouter Bruneel, Ben Brunin en Ben Van Camp.

Gepubliceerd op 3 juli 2023 om 12:45

Beste Sebastien,
Beste Wouter,

Beste Ben,
Beste Ben,

 

Vrolijke, vrolijke vrienden, vrolijke vrienden, dat zijn wij.  Dat liedje speelt door mijn hoofd bij het begin van de voorstelling.  Dat was wat ik bij het begin van de voorstelling zag.  Twee jonge jongens leren elkaar kennen.  Ergens in de Westhoek.  In het hol van Pluto.  Twee jonge jongens groeien samen op.  Twee jonge jongens ontdekken de wereld.  We lachen om de dolle fratsen van Phase en Neutre.  Want zo worden die jongetjes genoemd.  Dat is wat gebeurt in die kleine gemeenschap, ergens in de Westhoek.  Een persoon wordt teruggebracht tot één woord.  Eén woord dat de essentie kenschetst van een persoon.  De eigennaam vervalt.  De bijnaam veegt die eigennaam uit.  Het lijkt deel van een aanvaardingsproces.  Als bewijs dat iemand aanvaard is door de gemeenschap.  De bijnaam is de toegangspoort tot het openbare leven.

 

Geleidelijk aan vergaat het lachen ons.  Jawel, wij lachen nog wel.  Maar we voelen ons onwennig bij dat lachen.  Het lijkt eerder dat we de dingen weglachen.  Omdat we niet exact weten hoe de dingen juist in te schatten.  Want de kleine jongens blijven niet klein.  De kleine jongens worden groot.  In dat proces trachten zij hun weg te zoeken.  Die zoektocht wordt een hobbelig parcours.  Moeilijkheden steken de kop op.  Moeilijkheden die de jongens al te vaak kopje onder duwen.  De onschuld verdwijnt.  Het harde leven treedt binnen.

 

Aan de helft van de voorstelling slaat het stuk om.  De kolder verdwijnt.  De lach versterft.  De zaal wordt stil.  We horen de stilte neervallen in de zaal.  Twee mannen worden gevangen gehouden in een vriendschap.  Zo lijkt het wel.  Alsof zij levenslang tot elkaar veroordeeld zijn.  Vluchten kan niet meer.  Eenzaamheid houdt hen bij elkaar.  Al die dingen doen mij nadenken over vriendschap.  Want dat is wat Phase en Neutre verondersteld wordt te hebben.  Ik vraag mij af of er van vriendschap sprake kan zijn als die wordt bezwaard door afhankelijkheid.  Ik vraag mij af of er van vriendschap sprake kan zijn als de een wordt geterroriseerd door de ander.  Ik vraag mij af of er van vriendschap sprake kan zijn als die enkel in stand wordt gehouden door futloze onmacht langs beide zijden.  In normale omstandigheden zou die vriendschap ongetwijfeld al lang opgeblazen zijn.  Maar die omstandigheden zijn in deze verre van normaal.  Die omstandigheden zijn bezwaard door een verleden.  Een verleden waarvan wij getuige worden tijdens de voorstelling.  Die omstandigheden zijn bewaard door een gedeeld verleden. 

 

Waarom niet gewoon de deur achter zich toetrekken als geweld zijn intrede doet? Waarom niet gewoon de deur achter zich toetrekken als de een zwaar en hard wordt toegetakeld door de ander? Ik zou het weten als het mij zou gebeuren.  Maar in deze twijfel ik.  Ik weet niet wat het juiste antwoord is.  Wat een juiste reactie zou zijn.  Wat ik zie, doet mij twijfelen.  Wat ik hoor, doet mij twijfelen.  Ik voel medelijden.  Met beiden.  Omdat zij geworden zijn tot wie zij zijn door de plek waar zij opgroeiden.  Een plek waar woorden van geen tel waren.  Een plek waar emoties van geen tel waren.  Praten beperkt zich tot het hoogstnodige.  Tot grommen, murmelen en vloeken.  Dat is het beperkte vocabulaire waarop zij kunnen terugvallen.  Het beperkte vocabulaire dat hen werd overgeleverd.

 

Het eind van de voorstelling grijpt mij aan.  Ik word heftig door elkaar geschud.  Verdwaasd blijf ik achter.  Verweesd blijf ik achter.  Die krop in de keel krijg ik maar niet doorgespoeld.  Enkele minuten blijft die steken.  Ik moet naar buiten, denk ik.  De fiets op.  Om al die zware gedachten van mij af te fietsen.  Dat is wat ik doe.  Ik fiets hard.  Naar huis.  Ik kom thuis aan en gooi mij in de armen van mijn vrouw.  Ik wil haar warmte voelen.  In haar armen besef ik dat wat wij hebben geen evidentie is.  In haar armen besef ik dat ik Phase en Neutre ergens onderweg achtergelaten heb.  Zij zitten niet meer in mij.  Zij dolen niet meer in mijn hoofd.  Ik kan slapen gaan.  Opgelucht en blij om wat ik heb.

 

Misschien nog één ding.  Alle emoties die die dinsdagavond door mij gierden, werden nog versterkt door die soundtrack.  Een soundtrack live gebracht op het podium.  Ik hoorde de West-Vlaamse Morricone.  Die muziek schuurt en wringt.  Die muziek maakt de Westhoekse western nog indringender.  Nog aangrijpender.  Het spel was al intens.  In woord en beeld schuilde een diepe tristesse.  De muziek maakt dat alles nog veel intenser.  De muziek verzwaart.  De muziek bezwaart.

 

Beste Sebastien.  Beste Wouter.  Beste Ben.  Beste Ben.  Dinsdagavond zag ik een schitterende voorstelling.  Het duurde eventjes om dat te beseffen.  Al te zeer werd ik afgeleid door de grapjes.  Maar eenmaal ik voorbij die grappen keek en mij meer focuste op wat werd gezegd en verteld, werd ik gegrepen door de kracht van een uniek verhaal.  De kracht die mij diep in mijn zetel drukte.  De kracht die mij stil maakte.  Aanvankelijk vond ik niet de juiste woorden om te beschrijven wat ik ervaarde.  De stilte in mij werkte nog een tijdlang na.  Ik heb nu getracht mijn ervaringen te schetsen.  Ik heb nu getracht u te danken voor een bijzondere avond.  Voor een wonderlijke avond.  Dank dus.  Dank, dank, dank.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.